30 maart 2006


Hoeveel mannelijke travestieten zijn er?


Vennix vermeldt (p. 3) dat uit een Amerikaans onderzoek van Janus en Janus (1993) onder een representatieve steekproef van 1329 mannen 6% aangaf ervaring te hebben met travestie als seksueel gedrag. Vennix merkt hierbij op dat het niet duidelijk is hoeveel procent hiervan ervaring heeft met travestie van anderen. Dus de vraag wat anders dan bedoeld geinterpreteerd heeft. Dit probleem kleeft echter aan iedere vraag. Ook de mannen die wel aan travestie deden maar niet als seksueel gedrag, vielen dus buiten deze 6%.

Een seksenquete van het weekblad Panorama leverde volgens Vennix 8% mannen op (uit een steekproef van 1000) die aangaven het voorafgaande jaar (2%)of ooit (6%) vrouwenkleding gedragen te hebben vanwege de seksuele opwinding (p. 3). Maar dit percentage is vermoedelijk wat aan de hoge kant doordat vooral de meer op sex beluste mannen gereageerd zullen hebben.

Op basis van deze 2 bronnen schat Vennix het percentage mannelijke travestieten vanaf 20 jaar tussen de 1,2 en 5,3% zonder dit verder toe te lichten (p. 3).

Zelf denk ik dat de 6% uit het Amerikaanse onderzoek de beste schatting vormen. De situatie zal hier niet zo vreselijk veel anders zijn dan in Amerika. En het lijkt me dat wanneer je zo'n vraag 'Heeft u ervaring met travestie als seksueel gedrag?' voor de neus krijgt, je niet onmiddellijk denkt aan een travestiet die je misschien ooit hebt gezien.

Uitgaande van een bevolking van 16 miljoen, zouden in Nederland dan een 480.000 mannen en jongens ooit aan travestie gedaan hebben of nog gaan doen. Globaal corrigerend voor de groep 0-15 jaar (ongeveer 20%) komt dit afgerond uit op een 400.000 jongens/mannen boven de 15 jaar. Deze schatting ligt uiteindelijk iets hoger dan de meest hoge schatting van Vennix, die uitkomt op 300.000 mannen vanaf 20 jaar.

Overigens is het niet zo dat al deze mannen nog steeds aan travestie doen. Uit het Panorama-onderzoek weten we dat de verhouding voorafgaande jaar versus ooit ongeveer 2 tegen 6 moet zijn. Slechts 2 van de 8 travestieten of 25% zou dan nog actief travestie beoefenen. Uitgaande van mijn schatting van 400.000 jongens/mannen zouder er dan uiteindelijk ongeveer een 100.000 actief aan travestie doen.

Bij deze schattingen is niet verdisconteerd dat respondenten vaak niet zullen toegeven ervaring te hebben met travestie. Travestie is een uiterst beladen term en zowel op grond van sociale wenselijkheid als op grond van angst kunnen respondenten op dit punt gemakkelijk misleidende antwoorden geven. Het boek van Vennix geeft hier ook een aantal voorbeelden van (respondenten die zo bang waren dat de vragenlijst naar een ander adres moest worden gestuurd en deze vervolgens niet ophaalden). Ook uit andere bronnen (b.v. travestie.org) zijn voldoende gevallen bekend van travestieten die dit zorgvuldig verborgen hielden. Het is overigens niet duidelijk dat Vennix zich de onderschatting door deze factor realiseerde. Het werkelijke aantal actieve travestieten kan daardoor dus gemakkelijk een factor 1,5 of 2,0 hoger uitvallen. Uiteindelijk zouden er dan een 150.000 tot 200.000 actieve travestieten in Nederland kunnen zijn.

In verhouding tot de groep homoseksuele mannen in combinatie met de groep biseksuele mannen met een voorkeur voor mannen is de groep mannen die aan travestie doet of gedaan heeft, anderhalf keer zo groot. De groep homosexuele mannen zoals hier bedoeld omvat 4% van de Nederlandse mannen (Vennix, p. 35). De groep mannen die ooit aan travestie als sexueel gedrag deed, omvat naar schatting dus een 6% waarbij die schatting dus mogelijk nog aanzienlijk te conservatief is.

Hoewel de groep travestiete mannen in beginsel dus veel groter is dan de groep homo-mannen, is ze tot nu toe ook veel minder zichtbaar. Dit komt vermoedelijk enerzijds doordat lang niet alle mannen van deze groep nog actief aan travestie doet, anderzijds doen travestiete mannen dit vooral in stilte en met de gordijnen dicht zonder daar verder ruchtbaarheid aan te (durven) geven. Het boek van Vennix geeft hier ook informatie over (p. 227). Vierenzeventig procent van zijn respondenten geeft aan 'te zorgen dat niemand in het dagelijkse leven mij van travestie verdenkt'. Slechts 7% van de door hem ondervraagde travestieten durft openlijk in travestie de boodschappen te doen. Men moet hierbij nog bedenken dat de travestieten in de steekproef van Vennix vaak benaderd zijn via travetietenbijeenkomsten e.d. In zijn steekproef zaten dus vooral mensen die veel verder uit de kast waren gekomen dan voor de doorsnee travestieten geldt. In doorsnee zal dit percentage dus slechts een fractie hiervan bedragen.

0 reacties

Een reactie posten