13 april 2006


Vrouwelijke travestie?


Op p. 59 stelt Vennix: 'Een van de meest relevante vragen was welke motivaties door het vrouwelijk en welke door het mannelijk subsysteem werden gereguleerd.' Met een 'subsysteem' bedoelt hij vooral een sociale rol. Iemand kan gedurende een dag verschillende rollen spelen. B.v. die van vader, van werknemer, van clubschaker, van minnaar, etc. Het idee is dus dat bepaalde redenen om aan travestie te doen, belangrijk worden gevonden omdat ze bij de vrouwen- of de mannenrol horen.

Respondenten die zichzelf omschrijven als psychisch vrouwelijk blijken dan hoger te scoren op Gendertranspositie (.66), Innerlijk Welbevinden (.38), Anders Zijn (.37), Sociale Contacten als Vrouw (.38), Gebrekkige Mannelijke Identiteit (.56) en iets lager op Seksuele Opwinding (-.26). Kortom, dit item zou op grond van de correlaties prima in de schaal Gendertranspositie passen en daar lijkt het me ook qua inhoud prima voor geschikt.

Op p. 64-68 gaat Vennix verder in op de achtergronden van deze 'vrouwelijke travestie'. Vrouwelijke travestie als identiteitsbevestiging is de titel van deze paragraaf. Uit 4.3 zou dan blijken dat indien men aangeeft psychisch vrouwelijk te zijn, de expressie van een vrouwelijke identiteit vaak een belangrijke rol speelt. Tja, zo kun je het ook formuleren natuurlijk, maar zoals ik het hierboven formuleerde (het item past prima in de schaal GT) lijkt me eenvoudiger en minder suggestief.

Vrouwelijke travestie is een wat misleidend begrip. In de opvatting van Vennix gaat het om de groep respondenten die ik aangeduid heb als de Rustige Vrouwen. Dit zijn respondenten die relatief weinig belang toekennen aan Seksuele Opwinding en veel belang aan Prettig Anders als Vrouw (Factor II).

Het eerste deel van het misverstand is het al eerder vermelde idee dat Seksuele Opwinding en Factor II belangrijk negatief zouden samenhangen. Dat is niet zo en daardoor is er ook een belangrijke groep respondenten die en veel belang hecht aan Factor II en aan Seksuele Opwinding. De vrouwelijke travestieten van Vennix zijn dus soms net zo opgewonden als de mannelijke.

Het tweede deel van het misverstand ontstaat doordat Vennix Factor II gaat interpreteren in termen van Gendertranspositie: het zich vrouw voelen, aangetrokken worden door de vrouwenrol, etc. Factor II is echter veel breder. De 3 items met de hoogste gecorrigeerde item-totaal correlatie van de 3 schalen die de factor definieren, zijn:
1. uitdrukking te geven aan mijn vrouwelijke kant;
2. helpt me uit de put;
3. omdat ik me dan een heel ander mens voel.
Vermoedelijk kan Factor II net zo goed gezien worden als een instrumentele factor. Men voelt zich beter. Men voelt zich vrouwelijker. Men voelt zich anders (dan wanneer men aan het werk is).

'Het dragen van vrouwenkleding gaat dan gepaard met zich op allerlei manieren prettiger voelen. Men is dan minder vaak gespannen, voelt zich meer op zijn gemak, minder emotioneel geremd, heeft meer zelfvertrouwen, enz.' (Vennix, p. 65.)

Vennix interpreteert het dragen van vrouwenkleding door deze 'vrouwelijke' travestieten als een expressie van de vrouwelijke identiteit. Men voelt zich dan niet seksueel opgewonden door de kleding, maar ziet deze meer als iets eigens, iets dat bij de eigen persoon hoort. 'De functie van vrouwenkleding is dan de expressie van een vrouwelijke identiteit en het uitdragen van de vrouwelijke genderrol.' (Vennix, p. 64).

Dit is een interessant klinkende verklaring. Maar omdat er een eenvoudiger verklaring voor handen is, is deze veronderstelling niet nodig (Occams razor). De eenvoudiger verklaring is dat de respondenten die veel belang hechten aan Factor II vaak dameskleding aantrekken om zich prettiger, ontspannener, etc. te voelen. Het aantrekken heeft dan dus een instrumentele functie.

De hypothese over het uitdragen van de vrouwelijke identiteit wordt ook slecht matig ondersteund door de data. De correlaties van Sociale Contacten als Vrouw met de schalen van Factor II bedragen: .56, .48, .56. Dat betekent dat ongeveer 25% van de variantie gemeenschappelijk is. Wanneer men werkelijk de vrouwelijke identiteit zou willen uitdragen, zou je verwachten dat dit minstens zo hoog zou zijn als de correlaties van de 3 schalen van Factor II onderling: .65, ,73, .68. Deze liggen dus toch een belangrijk stuk hoger (p. 58).

Ook het kleine percentage respondenten (18%) dat belang hecht aan Sociale Contacten als Vrouw lijkt hiermee in tegenspraak.

Kortom, ik vind de term vrouwelijke travestie ongelukkig. Het suggereert in dit geval meer dan nodig is. Het is plausibeler om te veronderstellen dat Factor II primair een instrumentele factor is. Men verkleedt zich om zich prettiger, ontspannener, etc. te voelen.

Dat neemt niet weg, dat er ook een groep van ongeveer 20% van de respondenten moet zijn, die zich wel verkleedt, maar die weinig belang hechten aan zowel Factor I (Seksuele Opwinding) als Factor II.

0 reacties

Een reactie posten