11 december 2006


Joan Roughgarden: Evolution's Rainbow


In Transformatie, het blad van de Landelijke KontaktGroep Travestie en Transseksualiteit (LKG T&T), nummer 5 van 2006, vind ik op p.6 tot p. 12 een lang artikel over Joan Roughgarden en haar boek Evolution's Rainbow.

Joan is hoogleraar ecologie aan Stanford University. Als ecoloog heeft ze een prachtige lijst publicaties. Ze is dus bijzonder productief. Bijzonder aan Joan is ook dat ze (mf) transvrouw is en daar expliciet voor uitkomt ook in haar boek.



Wat me aan dit lange artikel intrigeerde was dat het niet goed duidelijk werd wat Joan Roughgarden nu precies beweerde. Hierdoor nieuwsgierig geworden ging ik op Internet zoeken naar informatie over haar en haar boek. Haar eigen site leverde een gigantische reeks recensies. Je kunt dus zeggen wat je wilt, maar haar boek heeft wel de nodige aandacht gekregen en misschien ook wel iets losgemaakt.

Je hoopt dan door het lezen van een paar recensies een vrij duidelijk beeld te krijgen van het boek zodat je kunt besluiten om het eventueel zelf aan te schaffen en te lezen. Maar zo simpel ging dat in dit geval niet. Na enkele uren recensies gelezen te hebben, leek het in ieder geval wel duidelijk dat dit boek zich niet eenvoudig laat samenvatten. Een recensie die een uitgebreide samenvatting van haar boek probeert te geven is verschenen op TG forum van Jamie Faye Fenton.

In mijn opvatting heb je boeken die zich prima laten samenvatten en je hebt boeken die zich eigenlijk niet laten samenvatten. Een boek van het eerste soort is bijvoorbeeld Darwin over het onstaan der soorten. Of Einstein over de (algemene) relativiteitstheorie. De essentie laat zich in een paar regeltjes samenvatten zonder dat je het boek echt geweld hoeft aan te doen. Natuurlijk zijn die paar regeltje alleen nog voor de ingewijde leesbaar en duidelijk, maar in beginsel kan het dus. Bij literaire boeken en bij verhandelingen uit de letteren kan dat samenvatten vaak niet. Wanneer je toch gaat samenvatten, gaat de essentie van het boek verloren. Je kunt een boekje als 'Het bittere kruid' van Margo Minco wel samenvatten, maar dan roept het niet meer op wat het origineel wel oproept. Voor andere literaire werken geldt precies hetzelfde. Kennelijk geldt dit ook in belangrijke mate voor Evolution's Rainbow.

In haar boek komt ze met heel veel voorbeelden waarin de natuur niet uitgaat van die duidelijke tweedeling man-vrouw waar gewone mensen vaak van uitgaan en die ze als natuurlijk en door God gegeven zien. Ik denk dat ze op dat punt volledig gelijk heeft, de natuur zit op dat punt vaak niet zo binair in elkaar als mensen geneigd zijn te denken. En het is goed om een gigantische reeks van die gevallen eens goed op te schrijven.

Vervolgens doet ze een aanval op de Seksuele Selectie theorie van Darwin. Bij sommige diersoorten hebben de mannetjes lastige uiterlijke kenmerken, b.v. de staart van de pauw. Darwin verklaart dit uit de voorkeur van de vrouwtjes. Zodra vrouwtjes een voorkeur ontwikkelen voor een uiterlijk kenmerk werkt dat door natuurlijke selectie sterk door. In de recensies lees ik eigenlijk bij niemand dat hij/zij volledig overtuigd is door de bezwaren en tegenargumenten van Joan. Maar goed, de evolutionair ecologen zullen dat wel verder uitzoeken.

De rode draad die door het boek loopt -- als ik het goed begrijp -- is dat de natuur heel divers is op het gebied van sekse en gender en dat mensen dat moeten respecteren. Daar ben ik het natuurlijk mee eens, maar het is de vraag of dat in de praktijk veel oplost. Mensen hebben nu eenmaal bepaalde opvattingen geleerd en die opvattingen gelden in hun relevante groep en ze zijn in het algemeen niet bereid die opvattingen op te geven of ter discussie te stellen. Dat is jammer maar zo is het nu eenmaal.

Het punt waar het me eigenlijk om ging, is één specifiek argument dat ik wel interessant vind. Dit argument was ook de reden/aanleiding voor Joan om het boek te schrijven. Joan merkt op dat het percentage homo's, lesbo's en t's veel te hoog ligt om genetisch verklaarbaar te zijn. Op basis van de normale genetica zou je verwachten dat genen die leiden tot minder nakomelingen in enkele generaties zijn weggeselecteerd. Op basis van wiskundige modellen zou je hooguit een fractie van veel minder dan een procent verwachten voor dit soort 'afwijkingen'. In werkelijkheid lijkt het rond de 5% te liggen. Dit argument wordt niet door alle reviewers gewaardeerd en op waarde geschat. Maar Joan praat hier vanuit haar specialisme en het argument is volstrekt juist. Natuurlijk kun je twisten over de juiste percentages, maar duidelijk is dat de modellen een totaal andere uitkomst leveren dan de realiteit.

Haar vraag is dus eigenlijk: hoe kun je zo veel 'queers' krijgen terwijl we tegelijkertijd weten dat die a. minder kans op nakomelingen hebben en b. wanneer die dus eigenlijk al lang weggeselecteerd hadden moeten zijn? Joan zoekt de oplossing in een soort aanpassing. Homoseksualiteit en t-zijn zouden bepaalde voordelen kunnen bieden. Het zou een soort sociale aanpassing kunnen zijn. De natuur streeft vaak naar het opvullen van alle mogelijke niches.

Ik denk dat ze op dit punt over het hoofd ziet dat die bewuste homoseksualiteit als relatievorm pas van vrij recente datum is en alleen op die manier in de Westerse wereld voorkomt. Natuurlijk had je b.v. in het oude Griekenland (en in het moderne ook overigens) genoeg homoseksuele contacten tussen mannen. Maar weerhield dat die mannen ervan om het van tijd tot tijd ook met een vrouw te doen?

In ieder geval geldt voor T's dat dat vroeger amper kon. Natuurlijk zijn er beroemde gevallen geweest. Maar in de praktijk was dat als percentage van de bevolking te verwaarlozen. Voor de ontwikkeling van travestie (waar het toch meestal mee begint) heb je niet alleen een zekere privacy nodig, maar eigenlijk ook een royale spiegel. Verder heb je natuurlijk dameskleding nodig. Maar dat is vermoedelijk nog niet genoeg. Je moet ook duidelijk een bepaald vrouwbeeld aangereikt krijgen (geleerd hebben). Iets dat in onze massacommunicatie samenleving wel gebeurt, maar vroeger veel moeilijker lag doordat foto's en film of ontbraken of veel minder indringend waren.

De omstandigheden zijn dus belangrijk gewijzigd. Vroeger had je misschien wel een bepaalde aanleg om T te zijn, maar er waren gewoon geen mogelijkheden.

Een tweede overweging die in ieder geval voor T's zou kunnen gelden, is dat volgens het eerder besproken leermodel travestie etc. amper een speciale genetische dispositie vereist. Een T moet hetero zijn, gemakkelijk kunnen leren en moet liefst vrij gemakkelijk voor een leuke vrouw kunnen doorgaan. In de praktijk zijn dat dus mooie en intelligente hetero-mannen (want een mooie man levert doorgaans na transformeren een mooie vrouw). Maar dat zijn juist eigenschappen die de kans op nageslacht belangrijk verhogen.

Ik denk dat het argument van Joan in feite een argument is voor het leermodel. Want op basis van de sterk gewijzigde omstandigheden hoef je niet te verwachten dat alle 'queer'-genen weggeselecteerd zijn. Maar aan de andere kant: waarom zouder er 'queer'-genen in de populatie aangebracht zijn? Dat lijkt ook niet erg logisch.

Een leermodel daarentegen vraagt in genetisch opzicht geen echt bijzondere dingen en levert wel een goede verklaring voor dat relatief hoge percentage T's.

Wat je je dan wel kunt afvragen is of je homo's en lesbo's in dit opzicht gelijk kunt behandelen aan T's. Joan doet dat wel, is daar mee begonnen. Misschien is daar wel iets voor te zeggen. Maar voorlopig beperk ik de discussie tot T's.

Joan zal dit punt -- dat het leermodel haar waarneming en probleem oplost -- niet leuk vinden, want ze had al zo'n hekel aan psychologen. Het spijt me, Joan, ik kan het ook niet helpen.

0 reacties

Een reactie posten