28 januari 2008


Nieuws over depressies


De Telegraaf geeft op 5 januari 2008 op pagina 2 de uitkomsten van een eigen on-line onderzoekje over depressies: Arts te snel met antidippil. Het stukje is van Nolly Speijers en Pieter Nijdam in het kader van de rubriek WUZ (Wat U Zegt). De rubriek heeft een eigen site hier, die echter op dit specifieke punt weinig aanvullende informatie biedt. Het onderzoekje is uitgevoerd door Bureau Consumenten Onderzoek.

Volgens het artikel werden er in 2007 maar liefst 6,2 miljoen recepten voor anti-depressiva uitgeschreven door artsen. Op een bevolking van 16 miljoen komt dat dus neer op bijna 40 procent (39%). Maar natuurlijk zullen sommige mensen in dat jaar meer dan 1 recept gehad hebben. Het deel van de bevolking dat dus anti-depressiva geslikt heeft afgelopen jaar, moet daar een stuk(je) onder liggen, zeg iets van 1/3. Toch blijft dat veel, helemaal als je bedenkt dat deze middelen niet erg effectief zijn en vervelende bijwerkingen kunnen hebben en dat verder de onschadelijkheid op langere termijn helemaal niet vaststaat en eerder twijfelachtig is. Maar goed, dit bleek dus allemaal niet echt uit het Telegraaf-onderzoek.

Wat blijkt wel? Allereerst iets over de methode. Een groot probleem bij onderzoek via de krant, is dat je meestal een sterke selectie krijgt. Niet iedereen beantwoordt de vragen en de mensen die de moeite nemen dat wel te doen, zijn mensen die zeer begaan zijn met het onderwerp. In de praktijk is dat een totaal andere groep dan een doorsnede van de bevolking. Het onderzoek levert dan dus wel uitkomsten, maar die zijn niet representatief voor de totale bevolking. Gewone journalisten en lezer realiseren zich dat niet altijd en het gevolg is dat de uitkomsten erg misleidend kunnen zijn. De Telegraaf heeft dit probleem voor een groot deel weten te ondervangen, door niet aan te kondigen waar het onderzoek over gaat. In de krant van 5/1/2007 staat: Maandag is er weer een Stelling van de Dag. U kunt er aan meedoen van 11.30 tot 15.30 uur via www.telegraaf.nl of wwwl.wuz.nl. Jammer genoeg, blijkt dat principe op de website vervolgens niet volgehouden te worden. Daar wordt via een stelling van de dag opgeroepen om aan een kort onderzoek mee te doen. Het gevolg is dus, helaas, toch weer selectie van respondenten. Onderzoek doen blijft voor kranten kennelijk moeilijk.

Wat blijkt nu uit dit depressie-onderzoekje, dat dus mogelijk een vertekend beeld geeft doordat de samenstelling van de steekproef geselecteerd is? Eénderde van de ondervraagden heeft depressiepillen geslikt of slikt die nog. Drievierde kent iemand in de omgeving die ze slikt.

Van de gebruikers is 44% positief over het effect. Dat betekent dus dat een meerderheid van de gebruikers niet echt positief is over de pillen. Eénvierde oordeelt zelfs uitgesproken negatief. Vooral de bijwerkingen worden als reden voor dat negatieve oordeel genoemd.

55 procent van de respondenten denkt dat problemen in de familiesfeer of andere zorgelijke privéomstandigheden ten grondslag ligt aan depressiviteit. Meer dan de helft denkt dus in feite verkeerd. Mensen denken dat depressies worden veroorzaakt door de omgeving, door wat ze hebben meegemaakt, terwijl het in werkelijkheid niet die omgeving is, maar juist zij zelf die de oorzaak zijn voor het depri-gedrag.

41 procent denkt dat depressie 'een psychische ziekte' is. Iemand schrijft: 'Depressie is een ziekte die mede wordt veroorzaakt door een storing in de stofwisseling van de hersenen.' Nee, dus. Dat is wat de dippil-industrie ons probeert wijs te maken, maar waarvoor in feite de evidentie ontbreekt. Een depressieve reactie op iets ergs is normaal, maar tijdelijk. Langer durende depressies zijn het resultaat van negatieve gedachten en gevoelens die de persoon zelf ontwikkelt. En dat die depressieve gedachten hun eigen leven blijven leiden, komt weer doordat de betrokkene denkt dat hij/zij er zelf niets aan kan doen. De depressie rolt over hem heen, hij zit in de put, etc.

'Praten en pillen is de beste remedie,' weet een ex-patiënt. Nee, dus. Pillen zijn in dit verband niet erg effectief en kunnen vervelende bijwerkingen hebben. Verder zijn ze op de lange termijn vermoedelijk niet onschadelijk. Praten over de depressie geeft juist aandacht aan de depressie en versterkt de dipgevoelens en -gedachten. Dat moet je dus vooral niet doen.

Als men zich depressief voelt en de huisarts stelt voor om antidepressiva te slikken of zich door een psycholoog of RIAG te laten behandelen, dan kiest 20% voor de pil, en ongeveer 33% voor de psycholoog. 41% denkt het probleem op eigen kracht te kunnen oplossen.

Mijn conclusie: er lijkt een duidelijk verband te bestaan tussen verkeerd denken over depressies en het krijgen/ontwikkelen van depressieve gedachten.


NRC Handelsblad komt ook op 5 januari 2008 in de Wetenschap & Onderwijs bijlage (p. 37) met een stukje: Depressie veroorzaakt geen risicovolle psychische littekens van Ellen de Bruin. Het stukje is gebaseerd op een artikel van o.a. Susan Nolen-Hoeksema in Journal of Consulting and Clinical Psychology van december 2007. In dit onderzoek volgde men een groep van 496 meisjes gedurende 7 jaar. Ieder jaar werden de meisjes ondervraagd op een groot aantal punten. In totaal kregen 49 meisjes een depressie tijdens het onderzoek die ook weer overging. Vergeleken met een controlegroep van 98 willekeurig geselecteerde meisjes die niet depressief werden, bleken de depri-meisjes voortdurend (voor, tijdens en na de depressie) op alle depressiefactoren die afgevraagd waren, slechter te scoren. Tijdens de depressie werden de slechte scores nog slechter. Met andere woorden: de depressie zit niet in de omgeving, maar in het hoofd. Depressieve mensen klagen meer, vertonen ander gedrag. En dat gedrag hebben ze ook al voordat ze echt een depressie krijgen. En na afloop van de depressie hebben ze dat gedrag nog steeds, waardoor ze ook weer meer kans lopen om opnieuw een depressie te ontwikkelen.

Het kardinale punt is dus dat je je manier van praten/denken, van reageren op dingen moet veranderen. En dat vereist dat het kwartje even valt, wat het dus helaas vaak niet doet. Maar Ellen spreekt de hoop uit dat cognitieve therapie preventief zou kunnen werken. Internet-kursussen schijnen inderdaad effectief te zijn. Het punt is dus: niet praten over de depressie, maar anders aankijken tegen depressies.

0 reacties

Een reactie posten