Geslachtsaanpassing leidt tot meer psychische problemen
In een eerdere notitie ging ik in op de sterk verhoogde sterfte onder transseksuelen (hier) die hoogleraar Louis Gooren van de VU bij zijn afscheid meldde. Ik citeer hier het desbetreffende artikel uit de Volkskrant waarvan de tekst nog hier te vinden is.
In eerder onderzoek waarin de transseksuelen minder lang gevolgd werden, vond Gooren geen verhoogd sterfte-risico voor transseksuelen. Na wat gereken, concludeerde ik dat na ongeveer 10 jaar de sterfte moet verdubbelen om over de totale periode waarin de transseksuelen gevolgd werden, op anderhalf uit te kunnen komen.
Verder leek het me onwaarschijnlijk dat een hormoon dat volgens de VU al lang niet meer werd voorgeschreven, tientallen jaren later voor die sterk verhoogde sterfte verantwoordelijk kon zijn. Mijn veronderstelling was dat die sterk verhoogde sterfte die volgens Gooren c.s. vooral bestond uit zelfmoord en hart- en vaatziekten het gevolg was van psychosociale stress.
Medici zijn immers geneigd een geslachtsaanpassing als een medische ingreep te zien om de psychische problemen van de transseksuele 'patient' op te lossen en zoeken daarom die verhoogde sterfte in die medische behandeling. Maar de sociale gevolgen van het openlijk leven als transgender kunnen uitermate ingrijpend zijn. Verder wordt de ingreep vaak op latere leeftijd uitgevoerd zodat men die gigantische omschakeling psychisch moet verwerken op gevorderde leeftijd. Het ligt dus voor de hand te denken dat die langdurige stress op termijn leidt tot zelfmoord en hart- en vaatziekten. Van psychosociale stress is immers bekend dat het een belangrijk groter risico geeft op hart- en vaatziekten en verder lijkt het ook plausibel dat langdurige psychosociale stress leidt tot depressies en tot zelfmoordpogingen.
In het onderzoek Transgenders en werk van Paul Vennix kom ik op p. 122 in dit verband interessante informatie tegen.
MV non-ops, pre-ops en post-ops scoren niet significant verschillend op gezondheid en lichamelijke klachten. Het psychisch welbevinden van MV post-ops is echter lager dan dat van non-ops (p < .05). Ook op een aantal afzonderlijke items scoren post-ops significant ongunstig:
- zij vinden vaker dan non-ops dat zij minder bereikt hebben dan men zou willen;
- zij voelen zich vaker dan non-ops zo erg in de put dat niets hen kan opvrolijken;
- zij voelen zich minder vaak gelukkig dan non-ops en pre-ops.
Daarnaast hebben MV post-ops vaker last van slapeloosheid dan pre-ops en (over het laatste jaar) vaker een depressieve periode dan non-ops.
De gezondheidstoestand van post-operatieve transseksuelen is dus even goed als van transgenders die helemaal geen geslachtsverandering willen. Maar post-operatieve transseksuelen voelen zich minder gelukkig dan die non-ops, ze zijn vaker depri en ze hebben last van slapeloosheid. Verder hebben ze het idee dat ze minder bereikt hebben dan ze wilden. Slapeloosheid lijkt een typisch teken van sociale stress. Men voelt zich onveilig, bedreigd.
De pre-operatieve transseksuelen vertonen die verschillen niet, die scoren gelijk aan de transgenders die zich nooit voor een sekse-operatie hebben aangemeld. Dat betekent dus dat deze psychische verschillen niet al bij voorbaat aanwezig zijn, maar pas ontstaan na de transitie.
Allereerst blijkt hieruit dus dat het verhaal dat transseksuelen het psychisch zo moeilijk zouden hebben met hun man zijn, niet echt klopt. Transseksuelen die bezig zijn met de geslachtsaanpassing scoren gelijk met transgenders die zich nooit hebben aangemeld voor een operatie.
Ten tweede blijkt hieruit dat door de geslachtsaanpassing de psychische problemen niet kleiner worden, maar juist groter.
Ten derde maken deze uitkomsten het extra plausibel dat de sterk verhoogde sterfte onder qua geslacht aangepaste transseksuelen inderdaad veroorzaakt wordt door de psychische problemen die het leven als 'vrouw' met zich meebrengt.
Nu ligt er een nieuw onderzoek, waarvoor Gooren samen met endocrinoloog Henk Asscheman, psychiater Erik Giltay en coördinator van het VUmc gendercentrum Jos Megens de gegevens achterhaalde van 1.330 transseksuelen (965 man-vrouw en 365 vrouw-man) over bijna twintigduizend patiëntjaren. Nooit eerder werd over zo’n lange periode onderzoek uitgevoerd.
De conclusie: man-vrouwtransseksuelen hebben een bijna 50 procent verhoogd sterfterisico. Dat heeft ten dele te maken met meer zelfdodingen en met meer sterfte aan aids (in de jaren negentig). Maar verontrustend, zegt Gooren, is vooral de veel grotere kans op hart- en vaatziekten en beroerten.
In eerder onderzoek waarin de transseksuelen minder lang gevolgd werden, vond Gooren geen verhoogd sterfte-risico voor transseksuelen. Na wat gereken, concludeerde ik dat na ongeveer 10 jaar de sterfte moet verdubbelen om over de totale periode waarin de transseksuelen gevolgd werden, op anderhalf uit te kunnen komen.
Verder leek het me onwaarschijnlijk dat een hormoon dat volgens de VU al lang niet meer werd voorgeschreven, tientallen jaren later voor die sterk verhoogde sterfte verantwoordelijk kon zijn. Mijn veronderstelling was dat die sterk verhoogde sterfte die volgens Gooren c.s. vooral bestond uit zelfmoord en hart- en vaatziekten het gevolg was van psychosociale stress.
Medici zijn immers geneigd een geslachtsaanpassing als een medische ingreep te zien om de psychische problemen van de transseksuele 'patient' op te lossen en zoeken daarom die verhoogde sterfte in die medische behandeling. Maar de sociale gevolgen van het openlijk leven als transgender kunnen uitermate ingrijpend zijn. Verder wordt de ingreep vaak op latere leeftijd uitgevoerd zodat men die gigantische omschakeling psychisch moet verwerken op gevorderde leeftijd. Het ligt dus voor de hand te denken dat die langdurige stress op termijn leidt tot zelfmoord en hart- en vaatziekten. Van psychosociale stress is immers bekend dat het een belangrijk groter risico geeft op hart- en vaatziekten en verder lijkt het ook plausibel dat langdurige psychosociale stress leidt tot depressies en tot zelfmoordpogingen.
In het onderzoek Transgenders en werk van Paul Vennix kom ik op p. 122 in dit verband interessante informatie tegen.
MV non-ops, pre-ops en post-ops scoren niet significant verschillend op gezondheid en lichamelijke klachten. Het psychisch welbevinden van MV post-ops is echter lager dan dat van non-ops (p < .05). Ook op een aantal afzonderlijke items scoren post-ops significant ongunstig:
- zij vinden vaker dan non-ops dat zij minder bereikt hebben dan men zou willen;
- zij voelen zich vaker dan non-ops zo erg in de put dat niets hen kan opvrolijken;
- zij voelen zich minder vaak gelukkig dan non-ops en pre-ops.
Daarnaast hebben MV post-ops vaker last van slapeloosheid dan pre-ops en (over het laatste jaar) vaker een depressieve periode dan non-ops.
De gezondheidstoestand van post-operatieve transseksuelen is dus even goed als van transgenders die helemaal geen geslachtsverandering willen. Maar post-operatieve transseksuelen voelen zich minder gelukkig dan die non-ops, ze zijn vaker depri en ze hebben last van slapeloosheid. Verder hebben ze het idee dat ze minder bereikt hebben dan ze wilden. Slapeloosheid lijkt een typisch teken van sociale stress. Men voelt zich onveilig, bedreigd.
De pre-operatieve transseksuelen vertonen die verschillen niet, die scoren gelijk aan de transgenders die zich nooit voor een sekse-operatie hebben aangemeld. Dat betekent dus dat deze psychische verschillen niet al bij voorbaat aanwezig zijn, maar pas ontstaan na de transitie.
Allereerst blijkt hieruit dus dat het verhaal dat transseksuelen het psychisch zo moeilijk zouden hebben met hun man zijn, niet echt klopt. Transseksuelen die bezig zijn met de geslachtsaanpassing scoren gelijk met transgenders die zich nooit hebben aangemeld voor een operatie.
Ten tweede blijkt hieruit dat door de geslachtsaanpassing de psychische problemen niet kleiner worden, maar juist groter.
Ten derde maken deze uitkomsten het extra plausibel dat de sterk verhoogde sterfte onder qua geslacht aangepaste transseksuelen inderdaad veroorzaakt wordt door de psychische problemen die het leven als 'vrouw' met zich meebrengt.
4 reacties
Mijns inziens vergeet je iets. En dat is dat er mensen zijn die de geslachtsoperatie zien als "het" sluitstuk van hun transitie. Een beetje (maar niet veel) gecharcheerd: dat het tijdens de transitie kut is is logisch, maar na de geslachtsoperatie gaan ze -eindelijk- leven zoals ze dat altijd al hadden willen doen. Die hoop/dat vertrouwen blijkt na de geslachtsoperatie soms niet uit te komen: mensen hebben nog steeds bepaalde achterstanden t.o.v. mensen die als vrouw geboren zijn - en dat staat dan los van de lichamelijke verschillen die kleiner zijn geworden (maar er nog steeds blijven). 't Zit dan onder meer in psychische achterstanden. En die pijn van die achterstand komt men dan ten volle tegen (met als gevolg dat men zich soms kut-ter voelt dan voor de operatie).
Het zou interessant zijn om deze vraag mee te nemen in dit soort onderzoek: iets als "verwachtte u voor de operatie dat u na uw operatie een nieuw leven zou beginnen?" - de kans is groot dat je een grote relatie vindt tussen de mensen die "ja" antwoorden en mensen die depressiever (dan ervoor) zijn.
Overigens moet je alle onderzoek dat van het genderteam in Amsterdam komt met een grote korrel zout nemen: het is PR voor hun behandeling. Zo ook hier: door te benadrukken dat er mensen zijn die er psychisch slecht aan toe zijn stellen mensen geen vragen meer bij de door onze strot geramde psycholoog. Zou men in plaats van dit soort "zieligheid" verhalen de wereld inhelpen van mensen zoals ik (psychisch sterk, nooit een keuringspsycholoog nodig gehad en de kans dat ik er ooit vrijwillig een hulpvraag neerleg is nihil) dan zouden mensen -veel- eerder vragen stellen bij de huidige behandeling.
Groetjes,
Frederique
Is er ook niet een stevig verschil in persoonlijkheid tussen iemand die kiest voor een operatie (en vaak ook een familiale breuk) en iemand die dat spoor kan verlaten? Moet je al niet een stuk "over the edge" kunnen gaan om post-op te worden, en dus per definitie vatbaarder zijn om over te hellen naar meer extreme reacties?
Hallo Frederique en Fran,
hartelijk dankt voor jullie bijdragen. Het is momenteel wat druk met andere dingen daardoor duurde het even.
Frederique, jij stelt dat mensen die operatie zien als het sluitstuk van hun transitie. Eindelijk gaan ze leven zoals ze willen leven. En vervolgens valt het allemaal zwaar tegen. Ja, daar komt het denk ik wel op neer.
Nu ik de titel van die blog weer zie, "Geslachtsaanpassing leidt tot meer psychische problemen", vind ik die eigenlijk nogal misleidend. Het is immers, als ik gelijk heb, niet de geslachtsaanpassing die uiteindelijk echt de problemen levert, maar het uit de kast komen.
Als je in de kast zit, is die vrouwenrol iets heerlijks. Het is het mooiste dat er is. Als je net uit de kast bent, ben je euforisch. Eindelijk kun je leven zoals je altijd al wilde leven. Dan komen er scheurtjes in dat heerlijke beeld. En die worden steeds groter en steeds meer. Je maakt steeds vaker dingen mee, die je prachtige wereldbeeld volledig op de kop zetten. Die confrontatie met de echte wereld is uiterst pijnlijk en er komt nooit een eind aan. Tegelijkertijd verdwijnt die fascinatie voor de vrouwenrol. Het wordt iets gewoons en ook iets waar heel veel pijn aan gekoppeld is. Kortom: de lol valt weg en de ellende spoelt over je heen. Kun je dat aan? Ja, een paar jaar wel. Maar tenslotte...
Iedere transgender, of je nu een prachtige showgirl bent of van origine een kasttransgender die er misschien wat minder geslaagd uitziet, loopt daar uiteindelijk tegenaan, denk ik. Als uit-de-kast transgender moet je altijd weer blij zijn dat je er nog bent, dat je je ding kunt doen en dat je het tot zover hebt volgehouden.
Je verwoordt het, denk ik, heel goed. 'Mensen zien die geslachtsoperatie als het sluitstuk van hun transitie.' Maar die operatie is in feite het begin van de transitie, het begin van uit de kast komen. En als je eenmaal uit de kast bent, komt daar nooit weer een einde aan, want je kunt niet meer echt terug. Je zult moeten overleven als transgender.
Het klinkt allemaal wat dramatisch, maar dat is het ook.
Wat jij voorstelt aan onderzoek, zit, dacht ik, ook al wat in dat laatste onderzoek van Vennix.
De post-ops vinden immers vaker dan non-ops dat zij minder bereikt hebben dan ze zouden willen. Ze wilden fulltime als vrouw leven en uiteindelijk merk je dat dat niet echt lukt omdat mensen het of zien of weten of horen en dat vervolgens op allerhande manieren laten merken.
Wat je zegt over het genderteam van de VU lijkt me ook terecht. Die mensen moeten ook leven, ze hebben een winkeltje en ze willen graag klanten houden. Zo werkt dat nu eenmaal.
Blij te horen dat het goed met je gaat. Toen ik indertijd die eerste foto van je zag op travestie.org waarover heel veel mensen vielen, vond ik die eigenlijk wel gaaf. Je had iets stoers, iets onverzettelijks.
(Blogger doet even moeilijk en blijkt mijn al te lange commentaar niet te accepteren. Daarom opgesplitst over 2 reacties.)
Fran, wat jij opmerkt lijkt me ook te kloppen. In de omgang merk je gewoon al een duidelijk verschil tussen de travestieten en de transen, denk ik. Aan de andere kant schieten heel veel travestieten die je op de T&T's tegenkomt e.d. uiteindelijk toch vaak door naar een operatie. Onderschat die travestie niet, het vervormt tenslotte ook je denken.
Maar uit dit laatste onderzoek van Vennix zie je dat die verschillen in denken/opvattingen, die hij in eerder onderzoek uit uitgebreid aantoonde op zich niet voldoende zijn voor die extra psychische problemen, want de mensen die nog met de behandeling bezig zijn, hebben die niet.
Die verschillen zijn er dus wel, maar zijn op zich niet genoeg om die extra psychische problemen te geven. Er moet dus of door die geslachtsaanpassing iets veranderen dat verkeerd uitwerkt of er moet door het uit de kast komen iets veranderen.
Een probleem van die geslachtsaanpassing van man naar vrouw is het kwijtraken van de testosteron. Dat maakt je minder agressief, minder sterk, passiever en emotioneler.
Van leven uit de kast weten we, als je daar wat bronnen over natrekt, dat het uitermate belastend en zwaar is.
Verder zie je ook bij pure showgirls (ik ben zelf ooit begonnen als kasttransgender en heb me al vrij jong in die showgirl-richting ontwikkeld) die soms heel rationeel naar zo'n geslachtsaanpassing kunnen kijken (kon ik zelf indertijd ook), dat het daar uiteindelijk ook vaak mis mee gaat. Ze houden het niet vol, ze zien het niet meer zitten, ze stappen eruit.
Het zou interessant zijn om te weten hoe oud niet-getransformeerde en wel-getransformeerde showgirls worden, maar bij mijn weten is dat niet echt bekend en het is vermoedelijk ook lastig te achterhalen. Zelf ben ik heel erg blij met die testosteron-boost. Zonder dat had ik het vermoedelijk niet gered. Die extra power heb je hard nodig, vind ik.
Groet,
Mik
Een reactie posten