02 juni 2011


Dubbel fout!

Je bent transgender en je bent ook nog eens hoer. Twee dingen die je, in de optiek van 'normale' mensen, niet behoort te zijn. Twee redenen om je te zien en te behandelen als een afwijkend, problematisch en inferieur mens.

Het boekje Transgenders en Prostitutie van Paul van Gelder heeft de ondertitel: Een Haagse Nachttocht. Dat roept visioenen op van een tocht door de Haagse nacht.

In werkelijkheid is er weinig spannends en romantisch aan dit 'onderzoeksverslag'. Bij dit laatste woord gebruik ik aanhalingstekens, omdat het niet het verslag is van een strak en streng onderzoek.

Het boekje (100 bladzijden exclusief voorwoord, samenvatting, noten en literatuurlijst) is het verslag van een beleidsonderzoek dat Paul uitvoerde voor SHOP, een hulpverlenende instelling op het gebied van prostitutie en mensenhandel. Het is dus meer geschreven voor het beleid van SHOP met betrekking op transgender-hoeren dan op het informeren van geïnteresseerde lezers.

De resultaten/conclusies in dit boekje vallen in drie delen uiteen: 1. de aantallen transgender-hoeren in de Haagse regio, 2. hun behoeften en hulpvragen, 3. de beleidsaanbevelingen van Paul voor SHOP.

De lezer die graag in het algemeen iets wil horen over transgender-hoeren, wordt daarmee niet echt op zijn wenken bediend. Ook het proza van Paul helpt niet altijd mee. Men moet als lezer soms echt moeite doen om zich een beeld te vormen van wat er bedoeld wordt.

We willen graag meer weten over transgender-prostitutie. De meest simpele en directe methode zou dan zijn trangender-prostituees vragen te stellen en de antwoorden te noteren. Paul heeft dit ook geprobeerd, maar liep hierbij tegen grote problemen op, waardoor hij uiteindelijk slechts met 11 transgender-hoeren echt gesproken heeft en dan ook nog vrij beperkt.

Een eerste probleem is dat je transgender-hoeren moet lokaliseren. Omdat transgenders hun transgender-zijn vaak zorgvuldig verborgen proberen te houden, zeker in de prostitutie, is dat niet zo simpel. Paul heeft allereerst gebruik gemaakt van de contacten en kennis die de SHOP-hulpverleners hadden. Deze contacten resulteerden uiteindelijk in gesprekken met vier transgender-prostituees afkomstig uit Latijns-Amerika.

Als andere methode om transgender-hoeren te lokaliseren, heeft Paul op internet gezocht. Op welke wijze de overige 7 respondenten nu precies gelokaliseerd zijn, werd mij niet duidelijk. Wel dat hij in de Haagse regio in totaal 59 transgender-hoeren (mijn term, Paul heeft het over transgender prostituees) heeft gelokaliseerd.

Ten tweede zijn transgender-prostituees vaak afkomstig uit andere landen. Er is dan snel een taalprobleem, wat het lastig maakt om medewerking te krijgen en vragen te stellen. Volgens de cijfers van Paul waren slechts 20 van de 59 Nederlands, dus ruwweg twee derde kwam van elders. In het geval van Latijns-Amerikaanse transgenders gebruikte Paul een Spaans sprekende tolk.

Een derde probleem is dat transgender-hoeren door een veelheid aan negatieve ervaringen uiterst achterdochtig en wantrouwig zijn. Paul merkt over zijn contacten met Latijns-Amerikaanse transgenders op (p. 24): "Behalve onbehagen is er bij de doelgroep ook redelijk veel wantrouwen tegenover buitenstaanders. Dit wantrouwen is mede ingegeven door een leefsituatie waarin Latina transgenders geleerd hebben dat ze moeten zien te overleven in een vijandige omgeving. Dat is de leefsituatie waarmee zij in Latijns-Amerika al bekend zijn geraakt."

Een vierde probleem ontstond toen als opdrachtgever voor het onderzoek 'de gemeente' werd genoemd. Paul ging er kennelijk van uit dat deze opdrachtgever een bepaald vertrouwen zou wekken. Bij de transgender-hoeren werkte die informatie echter precies andersom. De gemeente had net de tippelzone gesloten en een tippelverbod ingesteld, waarmee hen in feite normaal werken onmogelijk werd gemaakt.

Een vijfde probleem is dat sommige transgenders geen verblijfsvergunning bezitten en dus zodra ze worden aangehouden, kunnen worden opgepakt, opgesloten en het land worden uitgezet. Die situatie bevordert een rustig en openhartig gesprek natuurlijk niet.

Omdat de interviews vooral gericht waren op de vraag wat SHOP kon doen, was het interview ook nog eens vrij beperkt van aard. Paul merkt zelf over de gevoerde gesprekken op (p. 24): Het voeren van een meer inhoudelijk vraaggesprek is echter niet goed mogelijk zonder het winnen van vertrouwen en het opbouwen van goede betrekkingen met de doelgroep. Voor het onderhavige onderzoek was die aanpak te arbeidsintensief en te tijdrovend.

Het gebrek aan interviews heeft Paul geprobeerd te compenseren door met 'deskundigen' te praten. In totaal sprak hij met 19 'deskundigen en hulpverleners' en 7 'insiders van het transgender prostitutiecircuit'. Dat geeft dus samen 26 'deskundigen'. Belangrijk meer dus dan de 11 transgender-hoeren zelf.

Ik vraag me dan af, hoe die 'deskundigen' aan hun informatie komen, wanneer er met die transgender-hoeren zelf zo moeilijk te praten valt. De bedoeling van onderzoek is immers juist uit te stijgen boven het niveau van 'het is algemeen bekend dat ...'.

Al die interviews zouden moeten resulteren in 26+11=37 ingevulde vragenlijsten of gespreksverslagen. Nergens in het boekje wordt duidelijk dat die vragenlijsten of gespreksverslagen er ook daadwerkelijk waren. Geen tellingen, geen citaten. Ook worden ze nergens genoemd.

Naast deze twee soorten interviews gebruikte Paul nog drie andere methoden om informatie te verzamelen. 1. participerende observatie. 2. zoeken op internet. 3. literatuurstudie.

Hoe moet ik mij participerende observatie precies voorstellen als je het hebt over transgender-prostitutie? Ook hoe het zoeken op internet precies ging, blijft wat vaag.

Het vermelden van literatuurstudie als methode vind ik wat moeilijk. Natuurlijk is het nuttig om te weten, wat de literatuur beweert. Maar bij onderzoek zit er een belangrijk verschil tussen dat wat de onderzoeker zelf waarneemt en dat wat de literatuur beweert. Als de literatuur beweert dat zware stenen sneller vallen dan lichte stenen, is dat belangrijk anders dan dat de onderzoeker zelf het experiment doet en de resultaten rapporteert.

Op bladzijde 99 vermeldt Paul bijvoorbeeld dat voor de doelgroep relatief veel psychische problemen worden gemeld, vooral depressiviteit. Maar uit het vervolg van die opmerking, blijkt dat de opmerking vooral slaat op mensen die bij de VU een GAB (geslachtsaanpassende behandeling) krijgen of kregen. Een totaal andere groep dan de groep transgender-hoeren. Want transgender-hoeren komen in de VU-groep van Nederlandse transseksuelen amper voor (2 tot 5 procent, blz. 43).

Paul heeft zich dit vermoedelijk niet gerealiseerd, omdat hij het onderscheid tussen, wat ik noem, showgirls en kasttransgenders niet maakt. Dit onderscheid wordt vrij algemeen gemaakt en teruggevonden, hoewel de benamingen voor de twee groepen nog wel eens willen verschillen. Michael J. Bailey hanteert en propageert dit onderscheid bijvoorbeeld heel nadrukkelijk. En hoewel Paul hem en zijn boek wel vermeldt (p. 43), blijkt nergens dat hij op de hoogte is met dit onderscheid.

Kort samengevat komt het erop neer dat showgirls eruit zien als prachtige vrouwen en volledig gericht zijn op het verleiden van heteroseksuele mannen en daar ook de kost mee verdienen en zo overleven. Kasttransgenders zien er normaal uit als verklede mannen en zijn seksueel gericht geweest op vrouwen, maar ook vooral op zichzelf als vrouw aldus Bailey.

Omdat transgender-hoeren natuurlijk onmiskenbaar showgirls zijn, is het wat merkwaardig dat Paul dit belangrijke onderscheid gemist heeft, terwijl hij wel op de hoogte is met het boek van Bailey. Ook onderzoekers is kennelijk niets menselijks vreemd.

Onderzoek doen is lastig en het is gemakkelijker om kritiek te leveren dan om zelf onderzoek te doen. Ik lees op bladzijde 16 dat Paul vijf maanden kreeg in deeltijd om het hele onderzoek (met de verslaglegging) uit te voeren. Dat is natuurlijk idioot kort en weinig. Gegeven die krappe hoeveelheid tijd heeft hij dan een geweldige prestatie geleverd en moeten we de beperkingen van zijn onderzoek maar voor lief nemen.

Is het toeval dat Paul zo weinig tijd kreeg? Ik denk van niet. Voor onderzoek naar transgenders is in de praktijk nooit of amper geld beschikbaar. Transgenders zijn niet populair, maar eerder 'vies'. Iedereen loopt er het liefst in een grote boog omheen. Vennix moest het onderzoek Transgenders en Werk afmaken in eigen tijd. Wat er gedaan wordt op dit gebied, moet bijna altijd door transgenders zelf opgehoest worden. Talloze miljoenen worden besteed aan het meest bizarre en dubieuze onderzoek op homogebied, maar voor onderzoek naar de problemen van transgenders is meestal geen geld beschikbaar. Transgenders bestaan -- politiek gezien -- (nog) niet.

Transgender-hoeren werken bij voorkeur op straat. Escort-werk is voor een transgender te gevaarlijk. Je weet niet precies waar je als escort naar toe gaat en terecht komt. Op straat kun je de klant inschatten en kun je de situatie overzien.

In 2003, 2005 en 2006 werden de tippelzones in respectievelijk Amsterdam, Rotterdam en Den Haag gesloten. Dat betekende dat gewone straathoeren het werken onmogelijk werd gemaakt, het betekende ook dat transgender-hoeren het verder konden schudden. Discrimineren mag niet, maar als je 'gemeente' bent, ligt dat natuurlijk belangrijk anders.

Deze laatste verzuchting is overigens van mij en niet van Paul. Wel merkt Paul op (blz. 34) dat transgenders al snel buitengesloten worden. Hij heeft het over 'sociale uitsluiting'. 'In de nota lesbisch en homo-emancipatiebeleid 2008-2011 van de minister van OCW, Ronald Plasterk, krijgt de sociaal kwetsbare positie van transgenders nauwelijks of geen aandacht,' merkt hij op. Transgenders hebben vaak te maken met onbegrip, afkeuring en vijandigheid in hun directe sociale omgeving. Zelforganisatie is van belang om het sociaal isolement van transgenders te doorbreken.

'... het idee dat mannen deze 'omkleding' serieus nemen en zich daaraan overgeven in hun privéleven om er plezier aan te beleven roept vooral reacties van afkeer op. Net zoals op prostitutie en homoseksualiteit rust er een sociaal taboe op travestiegevoelens.'

Hoe gaan transgenders om met sociale uitsluiting en discriminatie? Paul onderscheidt (op basis van de literatuur?) vier overlevings-technieken: 1. oversteken (transseksuelen doen dit het volledigst: ze steken over van man naar vrouw), 2. mixen (zowel man blijven, maar ook vrouw zijn) 3. positioneren (stelling kiezen, je als transgender profileren), 4. perfectioneren (zo perfect mogelijk vrouw zijn, er zo goed mogelijk uitzien).

Wat komt er kijken als een transgender-hoer professioneel wil werken? De ondervraagde deskundigen komen tot de volgende punten. Allereerst is belangrijk dat ze het voor het geld doet en dat ze het regelmatig doet. En dat ze niet onder haar prijs werkt.

Een tweede punt is dat een transgender-hoer goed moet kunnen communiceren. Ze moet en verbaal en non-verbaal goed met de klanten overweg kunnen. Daarom moet ze ook de taal goed beheersen.

Een derde punt is het uiterlijk en de omgangsvormen. Ze moet er verzorgd uitzien en goede manieren hebben.

Een vierde punt is dat ze goed moet weten, wat ze wil, wat ze aan het doen is en dat ze controle moet houden. Ze moet de situatie meester blijven. Verder moet ze het ook leuk vinden om te doen. Ze moet ook haar eigen grenzen stellen.

Verder moet ze voortdurend veilig werken en niet alles tolereren.

Als laatste punt moet ze haar administratie en boekhouding op orde hebben.

Paul onderscheidt twee soorten transgender-hoeren. Transgenders die echt vrouw proberen te zijn op de belangrijke punten en gewoon het werk van een gewone prostituee proberen te doen en transgenders die zich openlijker profileren als travestiet/man. De eerste groep bestaat vaak uit she-males en transseksuelen. De tweede groep vaak uit travestieten. De tweede groep biedt meer een speciaal 'produkt' dat vaak gekoppeld is aan s/m en fetisjisme en waarbij fantasie en rollenspel een grotere rol speelt. De eerste groep adverteert zich als 'TS', 'shemale' of 'tranny'. De tweede groep adverteert als 'TV', 'travo', 't-girl' of 'tv-slet'.

Hoeveel transgender-hoeren zijn er? Paul vermeldt dat hij er 59 in Den Haag en omgeving heeft weten te vinden. Hiervan rekende hij 42 tot de TS-groep en 17 tot de TV-groep. Deze gegevens zijn verzameld in 2007, dacht ik. Van de 42 uit de TS-groep, werken er 18 achter het raam en 23 in de privé-ontvangst of escort. Van deze 42 waren er slechts 8 van Nederlandse origine. Van de 17 uit de TV-groep zijn er 12 van Nederlandse origine. Veel transgender-hoeren kwamen uit Latijns-Amerika en uit Azië.

Kunnen we uit dit aantal van 59 voor Den Haag en omgeving een schatting maken van het mogelijke aantal transgender-hoeren in heel Nederland, vraag ik me dan af. Ik zou verwachten dat Amsterdam en Utrecht ongeveer een zelfde aantal zouden tellen, maar vermoedelijk is er wel een bepaalde overlap. Verder denk ik dat de transgender-hoeren die als vrouw proberen te werken, niet onnodig met hun biologische afkomst te koop lopen. Vermoedelijk heeft Paul dus maar een klein deel gelokaliseerd, zeg een derde. Dan zouden we voor Den Haag en omstreken een 126 TS hebben en 17 TV. Vermoedelijk zijn er ook nog wel een stel TV's die niet al te openlijk werken en dus door Paul via internet niet gelokaliseerd zijn. Zeg dat hij de helft gevonden heeft. Dat levert dan een 126+34=160 transgender-hoeren in de Haagse regio. Als Amsterdam en Utrecht samen nog eens hetzelfde aantal leveren, betekent dat alleen voor de randstad al 320 transgender-hoeren. De TS-transgenders zullen in mindere mate ook nog wel eens in de rest van het land voorkomen. In totaal zou dat dus al snel een 400 of meer transgender-hoeren kunnen inhouden.

Natuurlijk is dit een wat wilde schatting die ik hier uit de mouw schud, maar het laat zien dat het totale aantal in Nederland mogelijk belangrijk groter kan zijn dan men zich normaal realiseert.

Dat transgender-hoeren het moeilijk hebben, blijkt op een aantal plaatsen in het boek. Om te beginnen is het uiterst moeilijk contact met ze te leggen. Het noemen van de 'Gemeente' als opdrachtgever riep alleen maar meer wantrouwen op. Men toonde zich wantrouwend tegenover buitenstaanders. Dit verklaart vermoedelijk ook waarom Paul uiteindelijk slechts 11 transgenders heeft kunnen interviewen.

Behalve dat ze in eigen land vaak het nodige hebben meegemaakt, is ook het leven in Nederland niet gemakkelijk. Het werken op straat werd onmogelijk gemaakt door de gemeenten. De tippelzone in Utrecht weigerde botweg transgenders die niet juridisch vrouw waren.

Wanneer ze thuis klanten ontvangen, belt de politie undercover. Wanneer ze dan een prijs zeggen, krijgen ze een boete van 2500 euro wegens het hebben van een seksbedrijf zonder vergunning, hoewel een dergelijke boete volgens de jurisprudentie geen wettelijke grond heeft.

Wanneer ze geen onderdak hebben, worden ze soms in de SHOP-opvang geweigerd, hoewel gewone hoeren zonder problemen worden opgenomen. In SHOP-jaarverslagen worden ze niet genoemd als aparte categorie.

Vaak hebben ze geen verblijfsvergunning en lopen dus ook nog kans opgepakt te worden en als illegaal in de gevangenis terecht te komen of te worden uitgezet.

Ondanks al die problemen, hebben ze veel aandacht voor hun uiterlijk en zijn ze niet op hun mondje gevallen. Ze proberen goed te eten, zijn schoon en verzorgd en proberen er voortdurend tiptop uit te zien. Hun klanten waarderen hen vanwege hun uiterst vrouwelijke uiterlijk en de perfecte sekservaring die ze leveren.

Het boekje van Paul (100 bladzijden zonder de extra's) vraagt even aandacht voor het moeilijke en harde leven van een kleine groep transgender-hoeren in het o zo keurige Nederland.

0 reacties

Een reactie posten