29 april 2006


Een opwindend begin, maar soms groeit de 'vrouw' in de man door


Travestie komt niet uit de lucht vallen, maar is het gevolg van een langer durende ontwikkeling. Soms gaat die ontwikkeling met sprongen, soms geleidelijk. Laten we in dit licht nog eens naar de tabel op p. 80 van Vennix kijken. Hierin geeft hij voor de verschillende groepen respondenten (naar zelfidentificatie) de gemiddelden op de motivatieschalen.

Ik neem nu Innerlijk Welbevinden en Anders Zijn samen in plaats van ze samen met Gendertranspositie te geven (als Factor II). In feite splits ik dus Factor II op in 2 aparte delen, namelijk Gendertranspositie en IW+AZ. Op basis van de gegevens in deze tabel blijken Gendertranspositie en IW+AZ niet meer helemaal gelijk op te lopen, vandaar.

De groepen naar zelfidentificatie waren:
1. fetisjist (48)
2. travestiet, geen transseksueel (203)
3. meer travestiet dan transseksueel (68)
4. twijfel tussen travestiet en transseksueel (61)
5. meer transseksueel dan travestiet/transseksueel (44)


-------------------------- fetisjist -- puur trav --- meer trav -- twijfel -- meer trans -----
Seksuele Opwinding -- 4.4 -------- 3.6 ------ 3.5 ---------- 3.1 ------- 2.4
Gendertranspositie ---- 2.4 -------- 3.1 ------ 3.8 --------- 4.4 ------- 4.4
GMI ---------------------- 1.7 --------- 1.7 ------ 2.4 --------- 3.0 ------- 3.5
IW+AZ ------------------- 2.9 --------- 3.4 ------ 3.8 -------- 4.0 ------- 3.7
SCV ---------------------- 1.8 --------- 2.1 ------- 2.5 -------- 2.8 ------- 2.8
-------------------------------------------------------------------------------------------------
GMI=Gebrekkige Mannelijke Identiteit IW+AZ=(gemiddelde van)Innerlijk Welbevinden en Anders Zijn SCV=Sociale Contacten als Vrouw

Travestie 'begint' vermoedelijk vaak met fetisjisme. Voor de fetisjisten zien we dat seksuele opwinding een zeer grote rol speelt: ze is vrijwel maximaal. Het is ook de enige motivatieschaal die voor deze groep echt van belang is. De travestie is kennelijk vrijwel volledig gemotiveerd door seksuele opwinding.

Gendertranspositie (het aangetrokken worden door de vrouwenrol) speelt hier nog geen rol van betekenis. Van een gebrekkige mannelijke identiteit is in het geheel geen sprake. En ook het zich prettig voelen (Innerlijk Welbevinden) en het anders zijn spelen hier nog geen duidelijke rol. Sociale contacten spelen ontbreken qua belang vrijwel volledig.

Na verloop van enige tijd ontwikkelt de fetisjist zich mogelijk tot travestiet. De dameskleding en het verkleden worden gewoner en daardoor minder opwindend. Door de gewenning neemt de seksuele opwinding af. We zien dit ook in de tabel bevestigd. De opwinding gaat van 4.4 naar 3.6. Maar hoewel nu veel minder belangrijk, is de seksuele opwinding nog steeds een van de belangrijkste drijfveren en misschien wel de belangrijkste.

Maar ook de fascinatie met de vrouwenrol begint nu van belang te worden: Gendertransitie gaat van 2.4 naar 3.1. De man leert de vrouwenrol -- zoals hij die ziet -- te spelen en 'vrouw' te zijn. Van een gebrekkige mannelijke identiteit is nog steeds geen sprake.

Ook wordt het 'pret en vrije tijdsgevoel' van de travestie (IW+AZ: van 2.9 naar 3.4) sterker en begint nu een belangrijke reden te worden.

De sociale contacten als vrouw zijn iets belangrijker geworden, maar spelen nog steeds geen rol van betekenis.

Wordt het fetisjisme vooral gemotiveerd door seksuele opwinding zoals uit de tabel blijkt, (pure) travestie wordt gemotiveerd door een 3-tal min of meer even sterke beweegredenen:
1. seksuele opwinding;
2. zich prettig en anders voelen;
3. aangetrokken worden door de vrouwenrol en het 'vrouw zijn'.
Bij pure travestie zijn deze beweegredenen min of meer in evenwicht.

Sommige travestieten, lang niet alle overigens, beginnen vervolgens steeds meer te wensen dat ze als vrouw geboren waren en dat ze vrouw waren. Men omschrijft zich nog als travestiet, maar men vraagt zich af of men misschien niet transseksueel is. Deze twijfelende travestieten raken nog verder gefascineerd door de vrouwenrol zoals ze die uitbeelden: Gendertranspositie gaat van 3.1 naar 3.8. Ook krijgen ze nu bedenkingen tegen de mannenrol: Gebrekkige Mannelijke Identiteit gaat van 1.7 naar 2.4, een grote verschuiving.

Het 'pret en vrije tijdsgevoel' van de travestie neemt nog verder toe: Innerlijk Welbevinden en Anders Zijn gaan van 3.4 naar 3.8.

Ook worden de sociale contacten als vrouw nog iets belangrijker: van 2.1 naar 2.5. Men gaat dus vaker in travestie uit. De travestie wordt publieker.

In deze groep is seksuele opwinding vermoedelijk niet langer de belangrijkste beweegreden, hoewel het nog steeds een belangrijke rol speelt. De belangrijkste beweegredenen voor de travestie zijn nu de fascinatie met de vrouwenrol (Gendertranspositie) en het zichzelf prettig en anders voelen.

Een aantal van de travestieten uit de vorige groep groeit verder door in de vrouwenrol. Men vraagt zich nu openlijk af wat men eigenlijk is: travestiet of transseksueel? De groep 'twijfel'. Het belang van seksuele opwinding in deze groep is nog verder teruggelopen. Van 3.5 naar 3.1.

Tegelijkertijd is de fascinatie met de vrouwenrol groter dan ooit en vrijwel maximaal: Gendertranspositie van 3.8 naar 4.4. Met de mannenrol heeft men inmiddels nog meer problemen ontwikkeld: Gebrekkige Mannelijke Identiteit van 2.4. naar 3.0.

De travestie wordt zelfs als nog iets prettiger etc. ervaren: Innerlijk Welbevinden en Anders Zijn gaan van 3.8 naar 4.0.

Ook de sociale contacten als vrouw worden nog iets belangrijker: van 2.5 naar 2.8.

In het laatste stadium ('meer trans') begint de travestiet zichzelf overwegend als vrouw te zien. Hij/zij is zich gaan identificeren met de vrouwenrol. De fascinatie met die vrouwenrol was al vrijwel maximaal en blijft dat. De seksuele opwinding is qua belang nog verder op de achtergrond geraakt. Het is nu de aantrekkingskracht van de vrouwenrol en de afkeer van de mannenrol die de travestie motiveren. Die afkeer van de mannenrol is nog verder gegroeid.

Tegelijkertijd wordt de travestie als een klein beetje minder prettig ervaren. Vermoedelijk omdat men het minder ervaart als iets aparts, als iets bijzonders. Het begint meer iets gewoons te worden. Mogelijk ook doordat de koppeling met seksuele opwinding onduidelijker is geworden.

De sociale contacten zijn niet belangrijker geworden en zijn nog steeds niet echt belangrijk.

Het probleem met het bovenstaande is dat het enerzijds goed verankerd is in de bovenstaande tabel, maar dat het anderzijds voor een deel speculatie is. We weten niet zeker, althans ik weet dat niet op dit moment, hoe travestieten zich precies ontwikkelen en dat valt ook niet met zekerheid uit bovenstaande tabel af te leiden. We weten namelijk niet of men steeds begint als fetisjist, vervolgens travestiet wordt en daarna geleidelijk aan steeds meer overtuigd raakt van zijn transseksualiteit. En uiteraard maakt lang niet iedere fetisjist en travestiet die hele ontwikkeling door. Wat wel vrij duidelijk lijkt, is dat travestie niet uit de lucht komt vallen en dat het eerste expliciete begin vaak vrij fetisjistisch is en dat vervolgens vaak een travestie-periode volgt. Ook weten we, b.v. uit Vennix (p. 125-), dat travestie en transseksualiteit in de praktijk vaak geleidelijk in elkaar overgaan.

Wat zien we -- kort samengevat -- als we deze 5 groepen opvatten als een soort ontwikkelingsmodel van fetisjisme via travestie naar transseksualiteit?

Het belang van seksuele opwinding neemt geleidelijk sterk af: van 4.4 naar 2.4. In het begin is het zeer hoog. Na verloop van tijd is het 2 schaalpunten gezakt of 50% van de schaallengte. Het begint tussen 'tamelijk' en 'zeer belangrijk'. Het eindigt tussen 'tamelijk onbelangrijk' en 'enigszins van belang'.

Net zo hard als dat de seksuele opwinding terugloopt, groeit de fascinatie met de vrouwenrol en het gevoel vrouw te zijn. De fascinatie met de vrouwenrol is in het begin 2.4 en groeit naar 4.4.

De onvrede met de mannenrol is er eerst niet of amper. Maar geleidelijk groeit deze. Hierbij kan het ook zijn dat men op dit punt niet zo zeer groeit, maar dat die onvrede er altijd al was en dat vooral mannen die problemen hebben met de mannenrol (GMI) zich ontwikkelen richting transseksualiteit.

Het zich prettig en anders voelen door de travestie is eerst relatief laag met 2.9 en neemt daarna geleidelijk toe tot 4.0. Vervolgens neemt dit weer af tot 3.7 bij de groep 'meer transseksueel dan travestiet/transseksueel'. Deze schaal loopt verder grotendeels gelijk op met Gendertranspositie.

We zien dus eigenlijk 3 'dingen':
1. seksuele opwinding is eerst zeer hoog en bepalend en neemt geleidelijk af tot uiteindelijk een vrij laag niveau;
2. het zich prettig en anders voelen door travestie is in de fetisjistische fase amper van belang maar in alle overige fasen steeds wel duidelijk van belang;
3. de fascinatie met de vrouwenrol en het zich vrouw voelen winnen na de fetisjistische fase al snel aan belang en kunnen uiteindelijk zeer hoog en bepalend worden.

Het beeld dat hieruit ontstaat, is als volgt. Travestie begint met seksuele opwinding. Daarna ontdekt en ervaart de man travestie al snel als een manier om zich prettig en anders te voelen. Door de travestie leert hij zichzelf een fascinatie voor de vrouwenrol en leert hij zichzelf meer als vrouw te zien.

Bij sommige mannen gaat vanaf dit punt het proces verder. Zij vragen zich af of ze transseksueel zijn. Bij hen daalt de seksuele opwinding geleidelijk en wordt de fascinatie met de vrouwenrol alles overheersend. Ook ontwikkelen zij problemen met hun mannelijke identiteit of hadden die al.

2 reacties

Anonymous Anoniem zei...

Een ding valt wel op dat er heel wat stommiteiten in het artikel staan een travestie en een transsexueel zijn niet hetzelfde.Een travestie wordt geen transsexueel.Dat laatste ben je van je geboorte af en ontwikkeld zich langzaam tot kind besef heeft van het gevoel in hetyverkeerde lichaam te zitten=rond de pubertijd.Heel wat "auteurs van zulke artikels zijn zelf geen T,maar denken wel de uitvinders van het warm water te zijn,en alles over T's weten terwijl ze zichzelf niet eens kennen.

groetjes TG Adeline

dinsdag, oktober 28, 2008  
Blogger Mik van Es zei...

Ik ken in ieder geval persoonlijk één transseksueel die daarvoor jarenlang travestiet was en dat zelf toegeeft. Die stelling dat transseksuelen nooit travestiet geweest zijn, klopt dus in ieder geval niet.

Ook van andere transen weet ik dat ze eerst aan 'travestie' deden.

Ik heb ondertussen ook een hele serie mannen in rok kennen geleerd, die heel zeker weten dat ze beslist geen travestiet zijn, terwijl ze wel heel eigenschappen van travestieten blijken te hebben.

Met andere woorden: er zijn heel veel mensen die heel zeker weten dat zij beslist geen travestiet zijn, terwijl ze ondertussen wel alle mogelijke kenmerken van travestieten hebben.

Omdat travestie gekoppeld is aan een streng maatschappelijk taboe, is die reactie heel begrijpelijk. En eigenlijk is het een groot wonder dat we bij bevolkingsonderzoek dan vinden dat 3% van alle mannen toch durft toe te geven aan travestie te doen.

Wat Vennix laat zien in zijn onderzoek is juist dat heel veel van die mannen die durven toegeven dat ze aan travestie doen, transseksuele gevoelens hebben. Ze zouden liever vrouw zijn. Ze voelen zich vrouw. Ze zouden een vrouwelijker lichaam willen.

Travestie en transseksualiteit vormen dus een glijdende schaal, is de conclusie van Vennix.

Maar ik begrijp ook wel dat die conclusie gebaseerd op hard wetenschappelijk onderzoek bij transseksuelen zelf en soms ook bij de genderteams niet precies is, wat ze graag willen horen en geloven.

Groetjes, Mik

maandag, november 03, 2008  

Een reactie posten