25 april 2006


Vreemde punten en het leermodel


Er is nog iets merkwaardigs in de uitkomsten die we tot nu toe besproken hebben. We zijn gewend te denken in termen van 'travestiet'. Waarom verkleden bepaalde mannen zich in vrouwenkleding? We zijn geneigd de oorzaak voor die travestie in de man zelf te zoeken. Immers lang niet iedere man doet dit. Er moet dus een specifieke reden zijn, waarom die ene, afwijkende man het wel doet.

Die reactie is vermoedelijk heel plausibel en begrijpelijk. En ook in de literatuur is dat schering en inslag. Psychiaters, artsen, psychologen, sexuologen, maatschappelijk werkers, iedereen legt een koppeling met de persoon. Men ziet het als een psychische ziekte, als afwijkend gedrag, als sexueel afwijkend gedrag, maar in ieder geval als iets dat bij de persoon in kwestie hoort. Ook Vennix doet dat, want zijn uitgangspunt is zelfs dat het een persoonlijkheidskenmerk is. Travestieten zelf doen dit ook. In eerste instantie overkomt het hen vooral, in tweede instantie zien ze het als iets dat bij hen hoort, dat een onderdeel van hun persoon is.

Een eerste probleem dat dan opduikt, is dat bij enig nadenken het probleem niet zo zeer blijkt te zijn dat sommige mannen vrouwenkleren dragen, maar dat het probleem vooral is waarom andere mannen dat niet doen. Voor hetero-mannen zijn vrouwenkleren door de koppeling aan vrouwen, immers vaak opwindend zoals we eerder zagen.

Een tweede probleem is dat travestie procentueel gezien, veel vaker voorkomt dan men zou denken. Echt uitzonderlijk is het dus allerminst. Men denkt dat het weinig voorkomt, omdat travestieten hun travestie bij voorkeur stil houden en verstoppen.

Een derde probleem is dat travestieten zelf enerzijds heel betrouwbaar een bepaald niveau van seksuele opwinding rapporteren voor travestie maar dat vervolgens dat niveau uiteenloopt van hoog naar behoorlijk laag. Terwijl volgens de theorie het gedrag vooral zijn oorsprong zou moeten vinden in seksuele opwinding die dan dus voor iedere travestiet in belangrijke mate aanwezig zou moeten zijn.

Een vierde probleem is dat niet travestieten, gewone heteromannen ook 'last' van seksuele opwinding hebben. Hoe moet dit dan het travestie-gedrag verklaren? Je zoekt immers een oorzaak die de normale mannen niet hebben en de travestie-mannen juist wel hebben.

Een vijfde probleem is dat de gemeten seksuele opwinding van travestie (waarvan de meting behoorlijk betrouwbaar bleek) niet of in feite zelfs licht negatief correleert met travestie-frequentie. Een oorzaak die niet correleert met het optreden van het fenomeen, is op zijn minst een uiterst vreemde oorzaak.

Een zesde 'merkwaardigheid' is dat die travestie-frequentie wel duidelijk positief gecorreleerd blijkt met factor II: Prettig en Anders als Vrouw. Maar die factor kwam in die mooie, simpele seksuele opwindingstheorie helemaal niet voor! En verder blijken travestieten uiteraard op deze factor ook weer duidelijk en systematisch te verschillen van laag naar hoog. Een punt dat zo moeilijk te bevatten is, dat Vennix 'per ongeluk' deze 2 factoren weer 'terugdacht' naar 1 factor.

Een zevende punt noemden we kort ook al. Travestie blijkt in de praktijk vooral situationeel bepaald te zijn. Het hangt vooral van de situatie af, of er wel of niet verkleed wordt en hoe lang. Dit in tegenstelling tot wat travestieten suggereren met termen als 'innerlijke drang' en 'het niet kunnen laten'. Alleen wanneer de situatie zich daartoe leent, kan men het niet laten.

Een achtste punt. Hoeveel men (door de situatie) aan travestie doet, bepaalt in belangrijke mate hoeveel men aan travestie zou willen doen. En dat laatste ligt vrijwel altijd hoger dan het eerste.

Een negende punt is ook interessant. De koppeling tussen sex en travestie die veel travestieten vaak toch wat moeilijk en genant vinden, blijkt naar verwachting eenvoudig te doorbreken wanneer men weet wat de koppeling in stand houdt.

Een tiende en laatste punt. Vennix suggereert dat het dragen van vrouwenkleding door mannen bij vrouwelijke travestie, dus mannen die hoog scoren op factor II vooral als functie zou hebben een vrouwelijke identiteit uit te dragen. Factor II is echter enerzijds niet puur op de vrouwenrol gericht, maar veel breder. Anderzijds is deze factor ook duidelijk gericht op de eigen gevoelens. Er is dus op basis van de door Vennix verzamelde gegevens weinig aanleiding voor zijn gevolgtrekking.

Is het mogelijk al deze uiteenlopende zaken onder 1 noemer te brengen? In verband hiermee hebben we het soms ook door Vennix gepresenteerde leermodel voorgesteld.

Seks zou dan optreden als onregelmatig en slechts af en toe optredende bekrachtiger en daardoor zelf slechts een rol op afstand spelen. Zo iets als benzine in een auto, het is er wel, maar normaal merk je het niet, totdat er getankt moet worden. Deze vergelijking gaat niet helemaal goed, omdat bij travestie het voldoende is dat het gedrag ooit geleerd is. Daarna kan de auto als het ware ook zonder benzine rijden.

Laat ik proberen de verschillende problemen en punten eens af te lopen in dit licht.

ad 1. Waarom dragen niet veel meer mannen vrouwenkleren als het in beginsel opwindend zou moeten zijn? Het antwoord is simpel: sociale consequenties. Mannen durven dat niet vanwege de mogelijke sociale gevolgen en daar konden ze wel eens gelijk in hebben. Verder is het ook zo, uitgaande van het leermodel, dat de eerste keer wel moet optreden en bekrachtigd moet worden. Het gedrag in kwestie moet eerst geleerd.

ad 2. Dat er vrij veel travestieten zijn, maar dat die zich weinig laten zien, lijkt precies in overeenstemming met wat je zou verwachten op basis van het leermodel. Enerzijds zijn er redelijk wat mannen die het geleerd hebben, anderzijds zijn de meeste van deze mannen bang om dit al te publiek te maken.

ad 3. Wanneer het gedrag in kwestie eenmaal geleerd is en het gedrag is onregelmatig bekrachtigd en wordt daarna nog toevallig bekrachtigd door andere 'oorzaken', kan het gedrag ook optreden zonder bekrachtiging door seks.

ad 4. Mannen hebben in het algemeen 'last' van seksuele opwinding. Maar het gedrag voorafgaand aan de sex kan per man anders zijn. Dit vormt het onderscheid tussen seksuele travestie en overig seksueel gedrag.

ad 5. Zowel de hoeveelheid seks als de seksuele opwinding daaraan voorafgaand kan per man bij travestiegedrag sterk verschillen. Hier verklaart een leermodel dus inderdaad de werking van een oorzaak op afstand.

ad 6. Factor II is in feite voor een groot deel hoe positief men staat tegenover het travestiegedrag en wat dat travestiegedrag aan gevoelens en denkbeelden inhoudt. Enerzijds is factor II daardoor heel breed, anderzijds is het een 'goede' voorspeller van hoevaak men in travestie verkeert en wil verkeren.

ad 7. Voor geleerd gedrag is situationele bepaaldheid normaal. Je doet alleen de deur van de koelkast open als je bij de koelkast bent en niet als er helemaal geen koelkast te zien valt.

ad 8. Travestie is ontspannend, rustgevend, vrije tijd, seksuele opwinding. Het is dus heel normaal wanneer mannen daar niet snel genoeg van krijgen.

ad 9. Het doorbreken en het leggen van die koppeling zijn juist de zaken die in een leermodel centraal staan.

ad 10. Het gedrag dat geleerd wordt, ligt niet vast doordat de man in kwestie dit zelf ontwikkelt en bekrachtigd. Bij seksuele travestie is er bijna per definitie sprake van vrouwenkleding. Hoe die vrouwenkleding wordt gebruikt, kan echter al sterk uiteenlopen. Sommige mannen verkleden zich bij voorkeur volledig, anderen half of beperkt. Ook het mentale gedrag ligt niet vast. Men kan zich sterk vrouw voelen tijdens het verkleed zijn of men kan zich juist realiseren dat men gewoon een (verklede) man is.

Een leermodel is dus in beginsel in staat al deze problemen en merkwaardigheden te verklaren. Iets dat met het eerder voorgestelde simpele seksuele opwindingsmodel niet lukte. Ook met een stoomketelmodel lijken de hier besproken punten niet goed te verklaren.

1 reacties

Blogger Gerli zei...

Hoe meer ikdit leermodel beschouw, hoe meer 'to the point'et lijkt te zijn.Het past in mijn - inmiddels langjarige - ervaing met travestie en verklaart meer dan eerdere modellen. Het geeft me zelfs een handreiking om van mijn travestiegedrag af te komen. Niet dat ik er gebruik van zal maken, ik ben ben best tevreden met mijn anders zijn en weet er voldoende expressie aan te geven. Travestie is inmiddels geen probleem meer, maar een vorm van expressie.

maandag, maart 19, 2007  

Een reactie posten